Alles uitvouwen
-
- Hoge koorts (39,4–41,1 °C).
- Lusteloosheid.
- Slecht presteren.
- Gebrek aan eetlust.
- Felle, droge hoest.
- Snelle ademhaling.
- Vergrote lymfeklieren van de onderkaak.
- Oedeem aan de benen.
- Neusuitvloeiing –van waterig tot geel-groen gekleurd.
- Ooguitvloeiing.
- Spierpijn.
-
De verschijnselen die bij paardeninfluenza optreden, doen zich ook voor bij andere ademhalingsziekten, zoals goedaardige droes, EHV-1 en -4 (rhinopneumonie), streptokokkeninfecties en bacteriële longontsteking. Zodra echter ernstige oorzaken van luchtweginfecties uitgesloten zijn, wordt op basis van de ziektegeschiedenis en de kenmerkende droge hoest bij niet-gevaccineerde paarden meestal de diagnose influenza gesteld. Omdat gevaccineerde paarden vaak maar zeer milde griepverschijnselen vertonen en erg weinig virus uitscheiden, moeten bij deze paarden voor een exacte diagnose neusswabs worden genomen om het virus te isoleren.
-
Het apart zetten van zieke paarden in een stofvrije, goed geventileerde stal met absolute stalrust is het belangrijkste onderdeel van de behandeling. Het voer moet eventueel smakelijker worden gemaakt zodat het beter wordt opgenomen, bijvoorbeeld door zachter voer te geven of vochtig gemaakt hooi van goede kwaliteit. Ontstekingsremmers kunnen worden toegediend om de koorts te bestrijden. Als zich een secundaire bacteriële infectie ontwikkelt (pneumonie), kunnen tevens antibiotica worden toegediend. Tot 2 weken na het verdwijnen van de griepverschijnselen, mag het paard zich niet zwaar inspannen.
-
Vaccinatie is een belangrijk middel in de preventie en vermindert de ernst van de verschijnselen. Paarden krijgen een serie primovaccinaties, gevolgd door een jaarlijkse boostervaccinatie. Factoren die de kans op blootstelling verhogen, zoals deelname aan internationale wedstrijden, kunnen het nodig maken de vaccinatie om de 6 maanden te herhalen, in plaats van om het jaar. Bij paarden die nieuw aan een populatie worden toegevoegd moet serologisch onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of ze een boostervaccinatie nodig hebben.
Ook goed management en handhaving van een goede hygiëne zijn essentieel om de verspreiding van virusdeeltjes tegen te gaan. Regelmatig moeten hygiënische maatregelen, zoals het desinfecteren van transportmiddelen, emmers en andere materialen, worden uitgevoerd. Mensen die met paarden omgaan, moeten frequent hun handen wassen. Paarden die griepverschijnselen vertonen, moeten onmiddellijk worden geïsoleerd om de kans op verspreiding naar andere paarden zo klein mogelijk te houden.
-
Moeten paarden worden gevaccineerd in geval van een influenza-uitbraak?
Het is altijd goed als vaccinatieprogramma's up-to-date worden gehouden, zodat de dieren beschermd zijn in geval van een plotselinge uitbraak van griep. Paarden kunnen worden gevaccineerd als zich een influenza-uitbraak in de buurt voordoet, mits de te vaccineren dieren niet ziek zijn. Het is namelijk nooit een goed idee om zieke dieren te vaccineren.
Zullen de vaccins die nu op de markt zijn paarden beschermen tegen nieuwe of (licht) afwijkende stammen van het paardeninfluenzavirus?
De OIE en de WHO brengen formele adviezen uit als de virusstammen in het vaccin moeten worden aangepast wegens het optreden van nieuwe of afwijkende influenzastammen. Bovendien is gebleken dat veel vaccins die nu op de markt zijn kruisbescherming bieden tegen nieuwere stammen van het virus, zoals 'South Africa/4/03' en 'Sydney/07', die verantwoordelijk zijn geweest voor verwoestende uitbraken van griep.