Belux

Nematoden 

Nematoden of rondwormen zijn de meest voorkomende parasieten bij het paard. Er behoren vele soorten tot deze categorie, waarvan de kleine strongyliden (Cyathostominae) bij paarden het meest voorkomen.

Hier volgt een overzicht van alle soorten van belang bij paarden:

  • Kleine strongyliden of kleine/rode bloedwormen (Cyathostominae): in dikke darm en blinde darm. De larven graven zich in de darmwand in. Als de larven massaal uit de darmwand tevoorschijn komen, kan dat fataal zijn voor de gastheer.
  • Grote strongyliden of grote bloedwormen (Strongylus): de larven migreren door de bloedbaan van het paard. Volwassen wormen leven in dikke darm en blinde darm.
  • Aarsmaden (Oxyuris): leven in de dikke darm. Volwassen wormen migreren naar het rectum en leggen daar hun eitjes.
  • Spoelwormen (Parascaris): de larven migreren door de bloedbaan van het paard naar lever en longen. Volwassen wormen leven in de dunne darm.
  • Haarwormen (Trichostrongylus): bevinden zich in de maag.
  • Maagwormen (Habronema): bevinden zich in de maag. De larven komen voor in huidwondjes en belemmeren de genezing daarvan.
  • Veulenworm (Strongyloides): de larven migreren via de longen. Volwassen wormen leven in de dunne darm.
  • Onchocerca: huid.
  • Longworm (Dictyocaulus): in de longen. Besmetting via ezels.

Alles uitvouwen
    • Voor veel wormsoorten geldt dat de symptomen uiteen kunnen lopen van een beetje diarree tot snel en ernstig gewichtsverlies, koliek en zelfs sterfte.
    • Infectie met grote strongyliden: kan ook fataal verlopen door verstopping van bloedvaten.
    • Aarsmaden (Oxyuris): jeuk rond de anus en myasis (madenziekte).
    • Spoelwormen (Parascaris): hoesten, slechte groei, gewichtsverlies, doffe vacht. Vanwege de grootte van de wormen kunnen ze een fatale verstopping of zelfs ruptuur van de darm veroorzaken.
    • Maagwormen (Habronema): gastritis.
    • Veulenwormen (Strongyloides): diarree, gebrek aan eetlust, lusteloosheid en ook verminderde groei en gewichtsverlies kunnen bij veulens op latere leeftijd complicaties tot gevolg hebben.
    • Onchocerca: soms huidirritatie; ook pijnloze zwelling van pezen en banden mogelijk.
    • Longwormen (Dictyocaulus): aanhoudende hoest en verhoogde ademhalingsfrequentie. Secundaire longontsteking is mogelijk.
  • Hoewel volwassen wormen soms in de feces worden aangetroffen, is specifiek diagnostisch onderzoek nodig om de mate van wormbelasting vast te stellen. Telling van het aantal eieren per gram mest (EPG) is nuttig om de effectiviteit van uw wormprogramma of de parasitaire status van nieuwe paarden te bepalen en ook om vast te stellen welke paarden met een aanmerkelijke hoeveelheid wormen besmet zijn en dus behandeld moeten worden. Op dit moment zijn er nog geen betrouwbare diagnostische tests om ingekapselde Cyathostomina-larven mee vast te stellen omdat dat (larvair) stadium nog geen eitjes produceert. Daarom moet deze worm worden bestreden met anthelmintica die speciaal deze larvaire stadia aanpakken.

  • Paarden moeten worden behandeld met een modern wormmiddel, dat ook het aantal geïnhibeerde, ingekapselde larven (EL3) van de Cyathostominae vermindert.

    • In het kader van de preventie moet tijdens het weideseizoen regelmatig bestrijding van rondwormen plaatsvinden. Bij milde, natte winters lopen paarden echter het risico dat ze laat in het jaar infectieuze larven opnemen. Daarom moeten kleine strongyliden het hele jaar door worden bestreden. Tegenwoordig zijn kleine strongyliden of kleine/rode bloedwormen de meest voorkomende en meest schadelijke parasieten bij paarden. Na opname tijdens het grazen kunnen de larven de darmwand penetreren en zich daarin ophopen, wat levensbedreigend kan zijn. Door het wijdverspreide gebruik van wormmiddelen is de besmetting met grote strongyliden weliswaar verminderd, maar de migrerende larvaire stadia van deze wormen kunnen nog steeds fataal zijn.
    • Preventie moet ook gericht zijn tegen INGEKAPSELDE LARVEN van kleine strongyliden. Als ze niet worden bestreden kunnen ze in de late winter of het vroege voorjaar massaal uit de darmwand vrijkomen. Ten minste in november en februari moet een behandeling tegen deze wormen plaatsvinden.
    • Weidemanagement:
      • Verwijder de mest regelmatig uit de weide waarin uw paard loopt: in het weideseizoen minimaal tweemaal per week, van november tot en met maart eenmaal per week.
      • Zorg dat de weide niet overbezet is. In het ideale geval moeten er per hectare weiland niet meer dan 3 tot 5 paarden lopen.
      • Zorg, indien mogelijk, dat de weide ter afwisseling door runderen of schapen wordt begraasd.
      • Voorkom dat veulens samen met oudere paarden grazen. Deze laatste kunnen een belangrijke bron van besmetting zijn, en moeten regelmatig worden ontwormd.
  • Wat is de belangrijkste parasiet bij paarden?
    De meest voorkomende parasieten bij paarden op dit moment zijn de kleine strongyliden (Cyathostominae). Ze kunnen diarree, snel en ernstig gewichtsverlies en een levensbedreigende koliek veroorzaken.

    Wanneer moet ik mijn paard ontwormen?
    Paarden moeten het hele jaar door regelmatig worden ontwormd om rondwormen te bestrijden. Op bepaalde momenten moet strategisch worden behandeld tegen lintwormen, platwormen en – het allerbelangrijkst – tegen de ingekapselde larven van kleine strongyliden.

    Mijn paard is zwaar besmet met wormen. Hoe moet ik hem behandelen?
    Als u bang bent dat uw paard ernstig besmet is, is het aan te raden om contact op te nemen met uw dierenarts om een behandeling af te spreken die specifiek is afgestemd op de situatie van uw paard.

    Wat gebeurt er als ik mijn paard een overdosering geef?
    Hoewel een lichte overdosering met een anthelminticum waarschijnlijk geen kwalijke gevolgen zal hebben, is het wel (zoals bij alle geneesmiddelen) belangrijk om de dosering aan te houden die door de fabrikant van het middel of door uw dierenarts is voorgeschreven, speciaal bij veulens met een laag gewicht, bij ponyveulens en oude, magere paarden.

    En hoe zit het met onderdosering?
    Van onderdosering zal uw paard geen hinder ondervinden, maar u zal wel een dosis toedienen die te laag is om een therapeutisch effect te kunnen hebben. Daardoor worden de wormen wel blootgesteld aan het betreffende middel, maar mogelijk in een te lage dosis om ze te doden. Wormen die de behandeling overleven, kunnen hun 'immuniteit' overdragen aan volgende generaties wormen, waardoor er kans is op resistentieontwikkeling tegen dat middel.

    Hoe belangrijk is het om mijn paard te wegen? Kan ik zijn gewicht niet raden? Of hem gewoon de hele spuit toedienen?
    Door het lichaamsgewicht van een paard te raden, in plaats van een weegbrug of een weeglint te gebruiken, loopt u kans dat uw paard niet de juiste dosis van het wormmiddel binnenkrijgt. Als u uw paard onvoldoende wormmiddel toedient voor zijn lichaamsgewicht, loopt u kans een dosis te geven die niet genoeg is om alle aanwezige wormen te doden. De wormen zullen dan niet alleen hun levenscyclus voltooien en zich voortplanten binnen in uw paard, maar ook de kans krijgen om immuniteit en resistentie op te bouwen doordat ze wel aan het wormmiddel werden blootgesteld, maar er niet door werden gedood. Licht overdoseren zal uw paard echter meestal geen kwaad doen.

    Moet ik regelmatig wormmiddelen met een andere werkzame stof gebruiken om resistentie tegen te gaan?
    Er zijn een aantal factoren die invloed hebben op resistentieontwikkeling. Er wordt wel gezegd dat resistentie zich minder snel ontwikkelt: (1) als een groter percentage van de aanwezige parasieten bij de eerste toediening van een middel wordt gedood en (2) als minder frequent anthelmintica worden toegepast. Dit betekent dat het ideale anthelminticum een middel is dat zeer potent is, waartegen geen resistentie bestaat en dat niet vaak hoeft te worden toegediend.

    Ook weidemanagement en tellingen van het aantal eieren per gram mest (EPG) kunnen een rol spelen bij het tegengaan van resistentie. Met het verwijderen van mest van de weide wordt ook de bron van herinfectie verwijderd, inclusief resistente wormen. Zo wordt de levenscyclus van de worm onderbroken. Het is mogelijk om met behulp van EPG-tellingen de frequentie waarmee wormmiddelen worden toegediend te verlagen: behandel dieren alleen als ze eitjes produceren boven een bepaalde hoeveelheid. Het is echter wel belangrijk om te bedenken dat met het EPG geen indicatie wordt verkregen van de larvaire besmetting omdat alleen volwassen wormen eitjes produceren. Het EPG zegt dus niets over het aantal ingekapselde larven dat zich in de darmen van uw paard bevindt.

    Hoe vaak moet ik de paardenmest uit de wei verwijderen?
    Uit de weide waarin uw paard loopt, moet u regelmatig de mest verwijderen: in het weideseizoen minimaal tweemaal per week, van november tot en met maart éénmaal per week. Strenge vorst kan weliswaar de infectieuze larven in de weide doden, maar grote hoeveelheden infectieuze larven kunnen op elk moment van het jaar voorkomen. Daarom lopen grazende dieren het hele jaar door gevaar om ernstig besmet te raken. Daarom ook is het gedurende het hele jaar noodzakelijk om tweemaal per week de weide van mest te ontdoen als er een zachte en natte herfst en winter zijn geweest.

    Moet ik mijn drachtige merrie ontwormen?
    Het is heel belangrijk om drachtige merries te ontwormen. Niet alleen voor hun eigen gezondheid, maar ook voor die van hun veulen bij de geboorte. Controleer altijd of het product dat u wilt gebruiken geregistreerd is voor gebruik bij drachtige en zogende merries en probeer de merrie te ontwormen voordat het veulen geboren wordt. Zet de behandeling voort tijdens de zoogperiode volgens de aanwijzingen van de fabrikant.

    Vanaf welke leeftijd kan mijn veulen ontwormd worden?
    Omdat veulens minder goed tegen wormen kunnen, kunnen ze snel een ernstige wormbelasting oplopen. Daarom moeten veulens voor het eerst worden ontwormd op een leeftijd van 4 tot 8 weken (naargelang de infectiedruk) en vervolgens om de 4 weken tot ze 6 maanden oud zijn. Daarna kan het ontwormen worden voortgezet volgens de doseringsintervallen die op het betreffende wormmiddel staan aangegeven. Controleer bij een wormmiddel steeds vanaf welke leeftijd het gebruikt mag worden.