Alles uitvouwen
-
Influenza A-virussen zijn enkelstrengs RNA-virussen behorende tot de familie van de Orthomyxoviridae en bezitten een enveloppe. Influenza A-virussen zijn onderverdeeld in subtypen op basis van de antigene eigenschappen van de buitenste glycoproteïnen hemagglutinine (HA; 16 verschillende antigeentypen: H1–H16) en neuraminidase (NA; N1–N9). Het HA en de NA zijn erg belangrijk voor het opwekken van een antistofrespons in de gastheer. Hun combinatie bepaalt het subtype van het virus. Alle drie de subtypen van het varkensinfluenzavirus (Swine Influenza Virus – SIV) komen op dit moment voor binnen de Europese varkenshouderij: de subtypen H1N1 en H3N2 komen al meer dan 30 jaar in de Europese varkenshouderij voor en H1N2 werd het eerst in 1994 in Groot-Brittannië vastgesteld, maar komt sinds 1998-2000 ook voor in vele landen op het Europese vasteland. Het virus is vermoedelijk ontstaan door een dubbele genetische recombinatie. Zijn genen zijn afkomstig van 3 verschillende influenzastammen (zie afbeelding).
-
Varkensinfluenza is een van de zeldzame primair respiratoire pathogenen van het varken: het kan zelfstandig ziekteverschijnselen opwekken en laesies in de longen veroorzaken (zie tabel I). Toch komen subklinische infecties (zonder klinische verschijnselen) heel vaak voor, ook bij infecties met meerdere subtypen: voor het opwekken van het acute respiratoire ziektebeeld, dat vermoedelijk veroorzaakt wordt door de overdadige productie van pro-inflammatoire cytokinen, moet het virus zich eerst sterk vermenigvuldigingen.
Naast acute respiratoire ziekteverschijnselen levert influenza ook een bijdrage aan het ‘Porcine Respiratory Disease Complex' (PRDC). Uit experimenteel onderzoek is gebleken dat infecties van varkens met zowel influenza als andere virussen (bijv. PRRS-virus) of bacteriën (bijv. Mycoplasma hyopneumoniae), ernstiger ziekteverschijnselen en groeivertraging veroorzaken dan infectie met de ziekteverwekkers afzonderlijk.
-
De klinische diagnose van influenza kan bij afwezigheid van pathognomonische verschijnselen slechts een waarschijnlijkheidsdiagnose zijn: laboratoriumonderzoek (zie tabel II) is noodzakelijk voor bevestiging van de diagnose en een differentiële diagnose.
-
Vaccinatie van de zeugen kan helpen om de aandoening bij zogende biggen te bestrijden en vaak ook tot na het spenen. De vaccinatie van vleesvarkens kan nuttig zijn op bedrijven waar influenza zich beperkt tot afdelingen voor gespeende varkens en mestvarkens (aparte locaties). Bij het tijdstip van de vaccinatie moet rekening worden gehouden met de eventuele vaccinatie van de zeugen.
-
Vaccinatie en bioveiligheid blijven de primaire middelen om varkensgriep op varkenshouderijen te voorkomen.
-
- Olsen C.W., Brown I., Easterday B.C., Van Reeth K. Swine influenza. In: Diseases of Swine (9th ed.), B.E. Straw, J.J. Zimmerman, S. D'Allaire and D.J. Taylor, Editors, Blackwell Publishing Ltd., Oxford, UK (2006), pp. 701–717.
- Van Reeth K, Brown I., Dürrwald R., Foni E., Labarque G., Lenihan P., Maldonado J., Markowska-Daniel I., Pensaert M., Pospisil Z., Kochi G. (2008) Seroprevalence of H1N1, H3N2 and H1N2 influenza viruses in pigs in seven European countries in 2002–2003. In: Influenza and Other Respiratory Viruses, Blackwell Publishing Ltd, 2, 99–105.
- Van Reeth K. (2007). Avian and swine influenza viruses: our current understanding of the zoonotic risk. Veterinary Research. 38, 243–260.
- Van Reeth K., Labarque G., Kyriakis C.S., Pensaert M. (2006). Specificity of the haemagglutination inhibition (HI) test for the detection of infection with European H1N1, H3N2 and H1N2 swine influenza virus: lessons from experimental studies. Proceedings of the 19th IPVS congress, Kopenhagen (Denemarken), vol 1, 263.
- Van Reeth K., Nauwynck H., Pensaert M. (2001). Clinical Effects of Experimental Dual Infections with Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome Virus Followed by Swine Infuenza Virus in Conventional and Colostrum-deprived Pigs. J. Vet. Med. B 48, 283±292.